Het leven van Joseph Smith
apologetische studies
De Mormonen


Avonturier in een verwarde wereld

De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen, in de volksmond bekend als de Mormoonse kerk, is gesticht op 6 april 1830. De grondlegger was Joseph Smith (23 december 1805 - 27 juni 1844). De geschiedkundige achtergrond willen we in vogelvlucht bezien.

De wereld aan het begin van de 19e eeuw

De eerste helft van de negentiende eeuw wordt gekenmerkt door een gestaag groeiende overdreven adventsverwachting over de gehele wereld en in het bijzonder in Amerika.
Deze ging zo ver, dat sommigen definitieve maatregelen voor de "wederkomst" en het "einde van de wereld" hadden genomen. Anderen sloten zich bij verschillende bestaande en nieuwe godsdienstige sekten van de meest uiteenlopende aard aan.
Dit bracht heel wat opschudding en verdeeldheid onder de bevolking teweeg. Velen meenden een beter inzicht te hebben dan alle anderen en geestelijken waren in woordenstrijd verwikkeld met geestelijken, bekeerlingen met bekeerlingen en geleerden met geleerden. De verwachting ging verloren meningsverschillen.

Persoonlijke omstandigheden

Joseph Smith werd geboren als een zoon van Joseph en Lucy Smith, die een armoedig bestaan leidden in Sharon (Vermont) en later in Palmyra (New York). De familie Smith had een Presbyteriaanse achtergrond, hoewel ze duidelijk hun eigen weg zochten, in het bijzonder Joseph, die wel bekend was met de Bijbel. Hij noemde zichzelf een zoeker naar de waarheid.

In Palmyra raakte de jonge Joseph onder de invloed van een rondreizende magiër, die op doorreis in Palmyra zijn diensten aan de lokale bevolking aanbood. Deze claimde in staat te zijn om plaatsen aan te wijzen, waar het grondwater dicht onder de oppervlakte zat, maar dat niet alleen, dat hij ook schatten kon ontdekken, die daar jaren tevoren door de Indianen verborgen waren. Hij gebruikte daarvoor een paar magische stenen, die hem de weg zouden wijzen naar deze schatten.
Sommigen wilden wel een paar dollar betalen om door hem deze schatten bemachtigen.

Joseph junior was hier erg in geïnteresseerd en bracht veel tijd met deze man door, om zich de "goddelijke" gave van deze man eigen te maken. Maar er werden geen schatten gevonden werden en de man moest de stad verlaten.

Toen nam Jospeh die taak op zich. Het hielp, dat hij met behulp van zijn eigen magische stenen wat kwijtgeraakte gereedschappen terugvond.
De mare verspreidde zich, dat Joseph helderziende was en inderdaad schatten aan het licht kon brengen.

Maar toen een Spaanse schat, die volgens Joseph in het dal van de Susquehanna moest liggen, na veel graven niet werd gevonden, beschouwde men hem als een charlatan. Enkele van deze magische stenen, zijn "peepstones", worden nog bewaard in het hoofdkantoor van de kerk, die Joseph later zou stichten: de Kerk van de Heiligen der Laatste Dagen, de Mormonen, in Salt Lake City (Utah).

Josephs geestelijke strijd

Deze algemene opwinding en verwarring gingen niet aan Joseph Smith voorbij, maar de onenigheid tussen de verschillende richtingen was zo groot, dat het bijna onmogelijk was om uit te maken wie gelijk had. Iedereen zei de (enige) waarheid te verkondigen!
Toen kwamen Joseph de woorden uit Jakobus 1:5 te binnen, waarin God zegt dat Hij wijsheid zal geven aan wie Hem daarom vragen.
Daarop trok hij zich in 1820 een tijd terug om in de eenzaamheid te bidden.

Gedurende deze periode had hij een visioen waarin volgens zijn zeggen God en de verheerlijkte Jezus aan hem verschenen. Onmiddellijk stelde hij de Personages in het hemelse licht de vraag, welke kerk (hij gebruikte het woord "sect") de ware kerk was, omdat hij zich daarbij wilde aansluiten. Het antwoord dat hij kreeg, was dat hij zich bij geen enkele groep moest aansluiten, omdat ze allemaal ongelijk hadden. Hun geloofsbelijdenissen zouden alle een gruwel in Gods ogen zijn. Degene die deze belijdenissen aanhingen, waren allen verwerpelijk, omdat ze God alleen maar met hun mond zouden eren, maar niet met hun hart, en omdat ze leringen van mensen volgden.

In 1823 ging de hemel opnieuw open voor Joseph Smith. Nu was het een engel die hem verscheen: Moroni, de zoon van Mormon. Hij bereidde Jseph voor op zijn toekomstige taak en toonde hem de gouden platen, waarop Mormon de geschiedenis van zijn volk geschreven had.

Vier jaren later mocht Joseph deze platen mee naar huis nemen om ze te vertalen, met hulp van wat hij noemde de Urim en Tummim, die hem ook gegeven werden. Later, in april 1829, moest hij de gouden platen weer terugbrengen.

Dit resulteerde uiteindelijk in de oprichting van de Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen.
De kerk riep grote weerstand op en de leiders hadden een slechte naam, niet in het minst doordat zij polygamie propageerden en praktiseerden.
De weerstand werd zo groot, dan de bevolking in opstand kwam tegen de gemeenschap. Smith werd gevangen genomen en op 27 juni 1844 in de gevangenis te Carthage (Illinois) door het volk gelyncht.
De strijd over de opvolging van Smith tussen gaf aanleiding tot splitsing van de gemeenschap.
De polygamie werd eerst in 1852 aan strenge regels onderworpen en in 1890 onder druk van de publieke opinie afgeschaft, om te voorkomen dat alle bezittingen van de kerk geconfiskeerd zouden worden. Leden die toch polygamie bedreven, werden geëxcommuniceerd. Als we nu wel eens lezen van mormonen die polygaam leven, betreft het geen leden van de Kek van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen, maar leden van een oudere afsplitsing.


naar boven